Verslag: Schaduwklant in het vizier - hoe kan je participatief ontwerpen?

Op 6 februari 2024 sprak PAF community met omgevingspsycholoog Adeola Enigbokan over haar concept van de ‘shadow client’. In een van de eerdere gespreksavonden noemde Setareh Noorani het intrigerende begrip, waarop PAF besloot Enigbokan uit te nodigen. “Architectuur dient meestal de machtigste groepen. Maar wat betekent het om te ontwerpen voor wie niet meteen zichtbaar is?” Enter the shadow client. (Hoe) kan je participatief ontwerpen? Over die vraag boog Evelien Pieters van PAF community zich nadien met Ama Koranteng-Kumi, directeur van Bloei & Groei Amsterdam en MINO Art Space Antwerpen en Caroline Thaler, projectleider van The Feminine City bij Endeavour.

Tekst: Emilie Lachaert
Foto’s: Tatjana Huong Henderieckx

De videoregistratie van de lezing en het gesprek kun je hier in zijn geheel bekijken.

Adeola Enigbokan benoemde het concept van de schaduwklant voor het eerst tijdens een project waaraan ze meewerkte in Coltsville (VS), de plaats waar Samuel Colt een wapenfabriek oprichtte en de thuishaven van de Colt 45 of ‘the weapon that won the west’. “Het ging om de uitwerking van een nieuwe typologie voor een Nationaal Park in de VS aan de oostkust. Tijdens dat traject merkte ik dat sommige groepen geen deel uitmaakten van de stakeholders die bevraagd werden voor het project. Het begon met ‘a funny feeling’, het gevoel dat er iets ontbrak of niet klopte.”

Schaduwklanten verrijken het designproces

Enigbokan had in de buurt heel wat herinneringsplekken opgemerkt, die werden opgericht voor slachtoffers van wapengeweld. Die altaartjes waren een initiatief van de organisatie Mothers Against Gun Violence. Maar die groep werd niet betrokken bij het project. Uiteindelijk bleken de gesprekken met die moeders een belangrijke katalysator voor meer diepgaand werk. Zij waren de schaduwklanten die initieel geen stem hadden in het project.

“De schaduwklant is een hulpmiddel en tool bij het ontwerpen om alle stakeholders in overweging te nemen, ook diegene die je normaal niet bereikt. Dat verrijkt en verbreedt het ontwerpproces”, aldus Enigbokan. “Kijk dus altijd verder dan de opdracht die je krijgt en breid je rol als designer uit. Anticipeer op wie je zal beïnvloeden met je werk.” Maar het gaat verder dan dat: “De schaduwklanten zouden mee de deliverables moeten kunnen bepalen.”

Door het concept van de schaduwklant kwam Enigbokan tot de vaststelling dat er iets niet klopt in architectuur en architectuureducatie. Ze tipte in die context het boek ‘Invisible Women’ van Caroline Criado Perez, dat toont hoe een wereld gebouwd is op de default man en daarbij steevast de helft van de wereldpopulatie negeert. “Architecten en ontwerpers moeten op dat vlak heel wat af-leren (‘unlearn’)”, stelde ze.

Belang van diverse designteams

Hoe meer divers je team is, hoe groter de kans is dat je oog zal hebben voor blinde vlekken of schaduwklanten, aldus Enigbokan. Ze illustreerde dit aan de hand van het project ‘Architecture CAMP’ dat ze organiseerde in Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Architecture CAMP bracht betrokkenen uit het onderwijs, de praktijk, en wetenschap samen om te reflecteren op de toekomst van gender in de gebouwde omgeving. 

“Masculiene waarden hebben een impact op stedelijk ontwerp en participatief design”, lichtte ze toe. “De manier waarop de werkplek van architecten georganiseerd is, heeft een impact op de gebouwde omgeving. Participatief design start dus met het ontwerpteam zelf.”

Nood aan nieuwe invulling van een ‘excellent team’

Ten slotte had Adeola Enigbokan het nog over de misvatting die bij heel wat architectenbureaus heerst: dat uitmuntendheid (‘excellence’) en diversiteit niet samen zouden gaan. Ze illustreerde dit met de case van een groot architectenbureau dat haar als expert inhuurde omdat het grote publieke opdrachten misliep. Het bureau zelf was ervan overtuigd dat ze een ‘excellent’ of uitmuntend team hadden, maar hun klanten zagen dat niet zo. Er was namelijk geen lokaal talent, geen cultureel divers team, … En net dat was essentieel bij de grote, publieke participatieve designtrajecten. “Het is belangrijk om de principes van inclusief leiderschap te begrijpen en te implementeren in je bureau”, concludeerde ze.

Met drie tips rondde Enigbokan haar discours voor het aanwezige publiek van architecten en stedenbouwkundigen af:

  • Leer omgaan met conflict en weerstand, ze verbeteren vaak de briefing.

  • Leer van je klanten en groei met elke uitdaging of hindernis.

  • Stel jezelf in vraag en geef een nieuwe invulling aan uitmuntendheid.

Honor agreement: basisprincipes in je werkomgeving

Tijdens de vragenronde na haar lezing stelde de omgevingspsycholoog haar visie nog op scherp en ze gaf onomwonden advies bij vragen uit de praktijk. Zo benadrukte ze bijvoorbeeld dat iedereen blinde vlekken heeft en er ook altijd schaduwklanten zullen zijn. Het is belangrijk om in je architectenbureau een omgeving te creëren waarin elk teamlid moeilijke topics kan op tafel leggen. “Je hoeft niet alle kennis in pacht te hebben, als er maar de openheid is om moeilijke zaken te bespreken en de bereidheid is om te groeien, je te ontwikkelen, te veranderen. Dat is voor mij een feministische praktijk.”

Maar wat als je als werkt voor leidinggevenden die niet een ‘veilige’ omgeving creëren, waar je dus niet die openheid ervaart? “Work for leaders you respect. Stop working for leaders you don’t respect”, aldus Enigbokan. “Maar als je leidinggevenden hebt waarmee je in gesprek kan gaan en je respecteert hen,  breng dan je eigen suggesties in en moedig hen aan om de cultuuromslag te maken.”

Enibokan vertelt dat ze voor mensen met wie ze samenwerkt een honor agreement heeft geformuleerd. “Daarin staan enkele basisprincipes die ik belangrijk vind in mijn werkomgeving, die ik laat ondertekenen. Een van die principes is:

“Not to knowingly be racist, (hetero)sexist, ableist, homophobic or xenophobic, in my engagements with others during the coaching sessions. If I unknowingly engage in a racist, sexist, homophobic or xenophobic manner, I expect others to point this out, and I am open to acknowledging and correcting this behavior immediately.”

Ze vervolgt: “Mijn advies is om voor jezelf vier minimumeisen te formuleren die jij belangrijk vindt om je werk te kunnen uitvoeren.”

Participatief ontwerp: op zoek naar een gemeenschappelijke taal

In het tweede deel van de avond ging Evelien Pieters (PAF) met Ama Koranteng-Kumi, directeur van Bloei & Groei Amsterdam en MINO Art Space Antwerpen, en Caroline Thaler, projectleider van The Feminine City bij Endeavour, dieper in op de uitdagingen van participatief ontwerpen.

Thaler gaf eerst een korte introductie over Endeavour: “Endeavour is een coöperatieve vennootschap van veertien personen. De meesten hebben een achtergrond in ruimtelijke planning. We werken impactgedreven op twee pistes: enerzijds zetten we in op co-creatie, en anderzijds werken we activistisch.” Endeavour zet dikwijls in op participatief design en  probeert daarbij die stemmen naar voren te brengen die nog niet gehoord werden.

“Dat is niet makkelijk”, vertelt Thaler. “Bij een project als Ringpark Zuid in Antwerpen was er bijvoorbeeld veel participatie met buurtregisseurs, bewoners, etc. Maar toch waren bepaalde stemmen, namelijk die van de jeugd, niet hoorbaar. We proberen die dan te betrekken en merken dat we daarvoor ook onze methodieken moeten aanpassen: de klassieke interviews werken niet. We moeten op zoek gaan naar een gemeenschappelijke taal. Bijvoorbeeld aan de hand van beelden, wandelingen door de stad en het delen van ervaringen kunnen we de vertaalslag maken.”

“Bij het project The Feminine City bekijken we dan weer hoe er meer (semi-)publieke ruimte kan ingenomen worden door vrouwen, wat een vrouwelijke stad kan zijn en hoe we die kunnen bereiken. Hoe kunnen we de vrouwelijke stemmen meer in het stadsmaakproces betrekken?”

Participatiemoeheid

Wanneer Evelien Pieters (PAF) bij Ama Koranteng-Kumi polst naar haar initiatief Bloei & Groei en haar ervaringen met participatieve trajecten, komt er een andere invalshoek en uitdaging naar boven.

Korangteng-Kumi: “Wij creëren groene ruimtes in de stad vanuit het concept van ‘social justice’. In de Bijlmer in Amsterdam hebben we bijvoorbeeld healing gardens en community gardens. In participatietrajecten zijn we een veel gevraagde partij, maar we blijven weg van ‘place making’.  Het gaat vaak om tijdelijke projecten om de wijk te doen bruisen. En dat is voor ons niet de manier waarop we willen bijdragen aan de wijk. Architecten worden ingevlogen en zulke projecten zijn vaak deel van de gentrificatie van een wijk. Wij willen niet medeplichtig zijn aan zo’n praktijken en zijn participatiemoe.”

“De intentie van participatie en cocreatie, waar Caroline het over had, is op zich goed en positief. Maar voor ons is de machtsverhouding dikwijls niet oké. Door de structurele achterstelling van bepaalde groepen in onze samenleving ontstaat er wantrouwen. En in de kapitalistisch gedreven opdrachten is er vaak weinig aandacht voor het DNA van de buurt, de lokale structuren, … Architecten moeten al heel sterk in hun schoenen staan om aan de hand van randvoorwaarden bij de creatie van een plein iets ten gronde te veranderen. En wat verandert zo’n plein daadwerkelijk aan situatie voor de mensen in de buurt?”

Schaduwklant aan zet

“Is er dan ruimte om een briefing uit te breiden of een beginvraag aan te passen?”, vroeg Evelien Pieters aan beide sprekers. Thaler gaf aan dat ze die bij Endeavour vaak in vraag stellen, maar dat er ook bij hen blind spots blijven. “Wij proberen van bij de start alle stemmen in kaart te brengen. Daarvoor maken wij gebruik van lokale organisaties, betrokken burgers, etc. En we proberen nieuwe coalities aan te gaan. Goed wetende dat we een tijdelijk traject aangaan en we dus uiteindelijk wegtrekken. Vaak blijven er vragen nazinderen: we moedigen dat ook aan in onze afsluitende nota’s.”

Evelien Pieters: “En kunnen de schaduwklanten in zo’n traject dan de deliverables helpen bepalen, zoals Enigbokan suggereerde?” “Dat is afhankelijk van de opdrachtgevers”, repliceerde Thaler. “Als het kan, doen we dat met plezier. Maar onze opdrachtgevers zijn vaak publiek overheden, die bepaalde verplichtingen hebben. Zij zijn ook klanten.”

Vorige
Vorige

Video: Adeola Enigbokan on the shadow client and participatory architecture practices

Volgende
Volgende

Verslag: op zoek naar de ingrediënten van een feministische architectuurcultuur