Verslag: “We moeten kritisch nadenken over de opdrachten die we aan studenten geven”

Bouwen aan een meer inclusieve architectuuropleiding

Hoe kunnen we bouwen aan een meer inclusieve architectuuropleiding? PAF community ging op 26 februari samen met studenten, jonge en ervaren architecten en docenten op zoek naar antwoorden. Zowel de rolmodellen en canon, als de wedstrijdcultuur, de normen en uitsluitingsmechanismen werden onder de loep genomen. Professor Lara Schrijver (UAntwerpen): “We moeten de zachtere stemmen in architectuur versterken, en wegblijven van de cultuur van rivaliteit, waarbij er enkel winnaars en verliezers zijn.”

 Tekst: Emilie Lachaert
Foto’s: Tatjana Huong Henderieckx

Rolmodellen en canon

Als inleiding van het eerste thema van de avond ‘Rolmodellen en canon’ illustreerde professor Lara Schrijver (UAntwerpen) met enkele foto’s hoe vrouwen lang afwezig of onzichtbaar waren in architectuuropleidingen en hoe ze in de referenties ontbreken. Zo was de Amerikaanse Julia Morgan in 1898 de eerste vrouw die aan de architectuuropleiding van l’Ecole Nationale Supérieur des Beaux-Arts in Parijs werd toegelaten. Maar haar werk geniet vandaag weinig bekendheid. En zo is er heel wat werk van vrouwelijke architecten tussen de plooien van de geschiedenis gevallen.

Niet enkel vrouwelijke architecten werden genegeerd, ook architecten van kleur en niet-Westerse architectuur ontbreken in de canon, aldus prof. Schrijver. “De laatste jaren zijn er enkele waardevolle initiatieven genomen om hier verandering in te brengen, met boeken zoals ‘A Global History of Architecture’ (2017) en ‘Vrouwen in Architectuur’ (2023) en online initiatieven zoals Wiki Women Design, The Black Architects Archive en Beyond the Build Environment.”

Ze benadrukte nog dat ze het als lesgever belangrijk vindt om transparant te zijn over het gebrek aan referenties van vrouwen, architecten van kleur en niet-westerse architectuur, erover in gesprek te gaan en de ’kleine ontdekkingen’ die ze op het spoor komt direct te delen, in plaats van te wachten tot ze als academicus en onderzoeker alles zelf perfect op een rijtje heeft. “Enkel zo kunnen we evolueren naar gezamenlijk gedragen referenties.”

Bewustwording over eurocentrisch perspectief

Laatstejaarsstudenten Leonie Overmeire (KU Leuven Campus Sint-Lucas Gent) en Femke Van Dycke (UAntwerpen) vertolkten bij PAF community de ervaringen van een groep architectuurstudenten. Volgens de studenten is er in de opleiding meer bewustwording nodig over het heersende eurocentrische perspectief. Leonie: “De referenties zijn voornamelijk mannelijk, wit en westers, zonder dat ze op die manier gekaderd worden. Docenten moeten duidelijk maken dat dit geen totaalbeeld is. Maar we hebben vooral les van mannelijke docenten.”  

“In Antwerpen is er wel een genderbalans, maar geen gelijkheid”, stelde Femke. “In de ontwerpstudio’s zijn er bijvoorbeeld veel meer mannelijke dan vrouwelijke begeleiders. Wij als studenten hebben het idee dat vrouwelijke docenten geen vaste positie hebben en geen leidinggevende positie opnemen. Wat nog opmerkelijk is in de studie, is dat studenten van kleur afvallen. Ze starten wel, maar verdwijnen in de hogere jaren. Er zijn vooral witte docenten. De referentiekaders zijn wit en mannelijk: de ‘starchitects’.”

Op zoek naar diversiteit

Lien Baele was zélf die ene architecte van kleur die afstudeerde in haar jaar. “Dat deel van mijn identiteit kwam niet aan bod in de opleiding en er was geen enkele incentive om ernaar op zoek te gaan.” Nu geeft ze zelf les aan LUCA School of Arts in de opleiding interieurvormgeving. “Bij deze opleiding in Brussel vroegen de studenten zelf om meer docenten van kleur. Ik kreeg al eens het verwijt dat ik deze job kreeg door mijn kleur en vrouw-zijn. Of mijn huidskleur en vrouw-zijn een verschil maken voor studenten? Ik merk wel dat men meer empathie verwacht van mij en dat er gepolst wordt naar mijn werk en referenties.”

Leen De Brabandere (praktijkassistent in de opleiding architectuur aan de UAntwerpen) meende dat culturele verschillen een verklaring kunnen zijn voor het gebrek aan diversiteit in de uitstroom van de opleiding. “De verhouding tot het ornament is bijvoorbeeld helemaal anders in de Maghrebijnse cultuur”, zei ze. “We moeten kritisch nadenken over de opdrachten die we aan studenten geven, zeker in de eerste jaren”, stelde ook architecte Eef Boeckx. Zij geeft les aan de UGent en UHasselt. “In het eerste jaar werkten wij altijd rond huisvesting, en net op dat vlak zijn er grote culturele verschillen. Wij begonnen daarom meer in te zetten op het experiment, bijvoorbeeld door een opdracht te geven waarbij studenten tekst moeten omzetten naar iets ontwerpmatigs.” Zo kunnen de culturele referenties  vermeden worden.

Uitbreiden van de canon

Sarah Poot, oprichter van Poot architectuur en docent aan de KULeuven Campus Sint Lucas Gent, deelde haar ervaring met de ‘brandoefening’, een klassieker in het tweede jaar waarbij studenten moeten vertrekken vanuit een voorbeeldwoning die afbrandt waarna ze een nieuwe woning in dezelfde geest moeten creëren. “Op de referentielijst van 250 woningen die gebruikt werd, stonden maar twee vrouwelijke architecten”, vertelde Sarah. “Ik breng nu elk jaar zelf vijf vrouwelijke architecten aan, om op te nemen in de lijst.” Een uitbreiding van de canon is broodnodig.

Tine Pillaert die recent afstudeerde als architect en nu een educatieve master volgt, schreef haar thesis over veiligheid in de publieke ruimte en merkte al snel dat twee mannelijke begeleiders daar een andere kijk op hadden. Tine: “Ik wilde graag enkel vrouwelijke referenties gebruiken, maar stootte op onbegrip. Er was geen mogelijkheid om over de andere referenties in gesprek te gaan.”

Stagiair-architecte Eva Lapage schreef een tweetal jaar geleden een thesis over vrouwen in architectuur. Ze deed een data-onderzoek naar de uitval van vrouwelijke studenten in de opleiding en een bevraging naar bekende vrouwelijke architecten. Daaruit bleek dat er maar heel weinig vrouwelijke rolmodellen bekend waren. Architectuuropleidingen zouden dus aan die blinde vlekken moeten werken.

Competitie, normen en uitsluitingsmechanismen

Het tweede deel van de avond ging PAF community met het panel dieper in op de normen en uitsluitingsmechanismen, en de cultuur van competitie in architectuuropleidingen.  Professor Lara Schrijver begon met een pleidooi voor meerstemmigheid en voor een ruimere visie op ‘de architect’, weg van de visionaire einzelgänger. Ze had het kort over de erfenissen uit het verleden - hoe vrouwen enkel in interieur, textiel en decoratie actief mochten zijn.

En ze verdedigde quota omdat die momenteel nog nodig zijn om een zitje aan de tafel te verkrijgen. “Door systemische uitsluiting moet je als vrouw al zó veel overwinnen. Dus als een vrouw dan op die positie zit, kan je ervan uitgaan dat ze driemaal zo goed is.” “Inderdaad, ik wil wel die excuustruus zijn”, reageerde Sarah Poot. Ten slotte pleitte professor Schrijver vooral voor meer samenwerking en dialoog in de opleiding en de sector. “We moeten de zachtere stemmen in architectuur versterken, en wegblijven van de cultuur van rivaliteit, waarbij er enkel winnaars en verliezers zijn.”

Nadruk op competitie en zelfzekerheid

Laatstejaarsstudenten Femke en Leonie gaven aan dat studenten de prestatiedruk en de competitiecultuur in de opleiding storend vinden. Femke: “Vooral studenten die schakelden van interieurarchitectuur naar architectuur, gaven aan dat er een heel competitieve sfeer heerst in de architectuuropleiding.” “De competitie wordt gestuurd en gepusht vanuit de opleiding”, beaamde Leonie. “Door het puntensysteem wordt er een ranking gemaakt. Toen ik in het buitenland studeerde, zag ik dat er andere systemen zijn met meer nadruk op samenwerken in plaats van op vergelijken. Bij ons ligt de focus sterk op het eindresultaat, en niet op de groei en het proces. Er is ook de verwachting van zelfzekerheid. Voor verlegen mensen zijn de presentaties voor jury’s bijvoorbeeld niet evident.”

“Zelfzekerheid wordt geassocieerd met beter”, aldus Leen De Brabandere. “Ik vroeg ter voorbereiding van deze avond aan enkele studenten welke zaken we kunnen verbeteren om meer inclusief te zijn. Ik kreeg het antwoord ‘meer oudere vrouwelijke docenten’. Terwijl er best wel wat vrouwelijke docenten zijn die dezelfde leeftijd hebben als de mannelijke collega’s. Maar vrouwen worden anders gepercipieerd: als minder ‘expert’.” Sarah Poot: “Het valt inderdaad op dat studenten vaak zelf de meest strenge, mannelijke docenten opzoeken. Daar wordt kennelijk de lat gelegd.”

“We zijn zo gesocialiseerd om strenge kritiek als een maatstaf voor kwaliteit te zien. De misvatting heerst dat er aan constructieve en vriendelijke feedback en communicatie geen kwaliteitseisen gekoppeld zijn”, vulde professor Lara Schrijver hierover aan.

Copyleft

Lien Baele gelooft dat we het beeld van ‘architect’ moeten veranderen. “Het gaat niet om die ene persoon met een geniaal idee, maar om een netwerk van invloeden en expertise.  Wars van concurrentie moeten we samenwerking promoten, ook tussen studenten. Ik geloof in de waarde van ‘copyleft’, waarbij je elkaars ideeën mag gebruiken. We moeten referenties durven te delen. Iedereen gaat er immers op zijn of haar manier mee aan de slag.  Niemand heeft hetzelfde brein.”

Onderlinge feedback

De beoordeling van studenten blijft een moeilijke evenwichtsoefening, getuigden verschillende docenten. Eef Boeckx: “Ik vind het mijn verantwoordelijkheid om studenten erop te wijzen als het resultaat er nog niet is, als er verbeterpunten zijn. Het is ook de taak van een begeleider om te wijzen op inconsequenties, en aan te geven wanneer een project te licht is.  Daar moet ik duidelijk over zijn tijdens het proces, zodat een slecht cijfer aan het einde geen verrassing is.” “Het is een moeilijke balans om kritisch, maar niet te negatief, te zijn”, beaamde Sarah Poot.

Soms experimenteren we ook met systemen waarbij studenten elkaar feedback geven, gaf Boeckx nog aan. “Het kan heel waardevol zijn om op elkaars werk in te gaan”, bevestigde Tine Pillaert die in haar laatste jaar positieve ervaringen had met onderlinge feedback bij de studenten. “Dankzij een gezamelijke reis was er heel veel vertrouwen en goede band onder de studenten. En dan werkt zo’n systeem uitstekend.”

Ideeën voor een meer inclusieve opleiding

In kleine groepjes gingen de deelnemers nadien nog in dialoog over mogelijke bouwstenen voor een meer inclusieve architectuuropleiding. Een greep uit de ideeën:

“Een vak met de wereldgeschiedenis van architectuur zou het perspectief kunnen verbreden en de bewustwording aanscherpen dat we vooral vanuit ons westers referentiekader denken.”

“Begeleiders van ontwerpstudio’s zouden een opleiding moeten krijgen over hoe ze respectvol en opbouwend kunnen communiceren met studenten. Zeker in de één-op-ééngesprekken is die communicatie  heel belangrijk.”

“Als punten zonder feedback worden uitgedeeld, dan zijn ze een lege huls. Ze brengen niks bij en zijn enkel competitiegericht. Duiding en context zijn dus cruciaal.”

“Samenwerking zou een leerdoel moeten zijn in de opleiding. En de samenstelling van groepen moet gestuurd worden door een docent. Die kan rekening houden met ieders sterktes en zwaktes. Je zou studenten zelf één vaste partner kunnen laten kiezen en dan als docent de rest van de groep kunnen samenstellen. Anders blijft iedereen in zijn comfortzone.”

Vorige
Vorige

Letters to a Young Architect - the letters

Volgende
Volgende

Video: Adeola Enigbokan on the shadow client and participatory architecture practices