Wat zit er achter de leaky pipeline? - inleiding startevent

De architectuursector in België kent nog steeds geen (gender)gelijkwaardigheid. Mede door een competitieve werkcultuur en het kwetsbare zelfstandigenstatuut, maken veel vrouwen de keuze de ontwerppraktijk op enig moment te verlaten. Die carrièrekeuze, en het vrijwel ontbreken van andere gemarginaliseerde groepen in de architectuurpraktijk, verklaren we vaak als individuele overwegingen. Maar de cijfers tonen dat het een collectief probleem is met structurele oorzaken.

Op 2 maart startten we PAF in gesprek met vrouwen – en iedereen die zich betrokken voelt – van diverse generaties en achtergronden in en rond de architectuur. We spraken rond vier thema’s: rivaliteit & competitieve werkcultuur, seksisme & discriminatie, codes & normen en diversiteit & meerstemmigheid. Om het gesprek op gang te brengen, gaf Evelien Pieters (initiatiefnemer van PAF) een inleidende lezing. Hieronder kun je een weergave van die inleiding lezen. Hier verslag van de gesprekken vind je hier.

Wat is het vraagstuk waar we het over hebben? Hieronder vind je de meest recente cijfers van de Orde van Architecten in Vlaanderen: 38% van de ingeschreven architecten is vrouw.

Maar het thema wordt pas echt duidelijk als je kijkt naar de verdeling per leeftijdscategorie. Dan zie je dat in de jongste categorie het aantal vrouwen inmiddels zelfs groter is dan het aantal mannen, maar dat daarna het percentage vrouwen aanzienlijk daalt. Dat komt niet overeen met wie er afstuderen, want daarvan is sinds 2000 al zo’n 50% vrouw, terwijl er de decennia daarvoor ook al grote percentages vrouwelijke architectuurstudenten waren.

Overigens is dit geen Belgisch fenomeen, maar zie je dit in heel Europa en Amerika. De cijfers van het Architectenregister in Nederland hieronder zijn dan ook vergelijkbaar.

Cijfers wat betreft gender hebben we dan tenminste nog. Cijfers over (andere) gemarginaliseerde groepen in de architectuursector, bijvoorbeeld over mensen met een biculturele achtergrond, zijn er amper. Maar anekdotisch weten we allemaal uit de sector dat een diversiteit aan perspectieven ontbreekt.

Waar blijven die vrouwen? Het is goed om de nuance te benoemen. De vrouwen, en mensen, vertrekken niet allemaal volledig uit de architectuur. Vaak maken ze de keuze om over te stappen van de ontwerppraktijk naar bijvoorbeeld planningscellen, bouwmeesterteams, publieke opdrachtgevers. Sofie De Caigny benoemde het ooit zo in Knack.

Uit een kleine steekproef dit ik in aanloop naar dit project deed, kreeg ik verschillende reacties van vrouwen die de ontwerppraktijk verlaten. Ze halen onder andere financiën en tijdsbesteding aan als redenen. Maar ook het ongelijke speelveld, dat natuurlijk geldt voor de bredere maatschappij, en de ‘mannenwereld’ waardoor ze zich gedwongen voelen om keuzes te maken. Ook voorafgaand aan deze avond stelden we alle deelnemers de vraag waarom ze graag wilden komen meepraten. Zie een greep uit de reacties hieronder.

In het boek ‘Black Turtleneck, Round Glasses’ haalt Karin Hartmann aan dat vrouwen na hun opleiding keer op keer een ‘praktijkshock’ lijken te krijgen, en dat het waarschijnlijk is dat ze stuiten op structurele discriminatie. De cijfers tonen immers dat het een collectief, structureel probleem is.

Ze duidt in het boek ook een paar keer op dat we moeten oppassen de keuzes enkel als persoonlijke, individuele keuzes te bekijken. We zien ons voor persoonlijke keuze gesteld, maar het is niet juist om dit te individualiseren. Als we dat doen blijven de systemische invloeden buiten beeld. Het is een probleem dat we gezamenlijk zouden moeten aanpakken.

En dat is ook een belangrijk uitgangspunt van dit project: om vanuit individuele keuzes en ervaringen, naar een collectief verhaal te gaan. Als een gespreksstarter voor deze avond, introduceer ik daarom vier thema’s.

Rivaliteit & competitieve werkcultuur

In de architectuursector concurreren we met elkaar. Niet enkel om aan opdrachten te komen, maar ook met prijzen voor de beste architect of het beste gebouw, met het ijveren voor publicaties in de vakmedia, en door het houden van lezingen en debatten. Dat is een werkcultuur die we ons al tijdens onze opleiding eigen maken.

Toch blijkt uit de bevraging naar gender in creatieve sectoren van de UGent in 2018, dat architecten zeer tevreden zijn over de inhoudelijke aspecten van hun beroep. Over de extrinsieke aspecten, denk aan vergoeding, inkomen, werkzekerheid en toekomstperspectieven zijn de cijfers heel anders. Daar zijn veel architecten helemaal niet zo tevreden.

Het zelfstandige statuut draagt bij aan die onzekere positie, en daar hoort een lage verloning bij. Dit is een quote van Paulien Gekiere die met haar open brief opriep voor een systeemverandering. Uit de bevraging van de UGent blijkt dan ook nog eens dat er sprake is van een gender pay gap in de sector: het gemiddelde inkomen van vrouwen ligt lager en dat verschil wordt groter in de oudere leeftijdsgroepen. In andere landen, bijvoorbeeld de UK, zien we de laatste jaren dat werknemers van architectenbureaus zich beginnen te verenigen en veranderingen van de verloning en werkcultuur met veel overwerken eisen.

Dat brengt me terug naar de cultuur van rivaliteit. Is er een andere cultuur mogelijk in de sector? Een meer genereuze en zorgzame houding. Lara Schrijver verwijst hiernaar in een essay in RektoVerso: ‘zorg’ als attitude in de architectuursector wordt hoe langer hoe belangrijker om ook zorg te dragen voor de samenleving en de planeet.

Seksisme & discriminatie

Seksisme zijn vooroordelen, overtuigingen en stereotypen over mannen en vrouwen. Voorbeelden in onze sector zijn opmerkingen en grappen, het aanspreken als kind of moederschapsdiscriminatie. In de eerder genoemde bevraging van de UGent uit 2018 zijn dit de cijfers van vrouwelijke architecten die in het laatste jaar seksisme hadden meegemaakt. Je ziet hoge percentages bij communicatie en infantilisatie.

Seksistische grappen of opmerkingen maakte 54% van de vrouwelijke architecten soms tot vaak mee, en dat zijzelf het onderwerp van die opmerkingen waren 29%. Zo’n 28% maakte soms tot vaak mee dat er tegen hen werd gepraat alsof ze een klein kind waren, 30% werd als dom en incompetent behandeld en 35,6% werd publiek aangesproken met woorden als ‘meisje’ of ‘schatje. Verder zijn er cijfers rond uitsluiting van vrouwen en moeders. Die liggen lager, maar bijvoorbeeld toch nog 24% van de vrouwen maakte soms tot vaak mee dat er werd gezegd dat moeders minder productief zijn op het werk.

In een recent rapport van the American Institute of Architects (AIA), The Elephant in the (Well-Designed) Room. An investigation into Bias in the Architecture Profession, werd uitgebreid onderzoek gedaan naar vooroordelen wat betreft gender en ook etniciteit. Het onderzoekt bespreekt veel verschillende vormen van ‘bias’. Zo komen er ook een heel aantal subtielere vormen van vooroordelen/seksisme/discriminatie aan bod, die velen van ons welk herkennen. Denk aan onderbroken worden, zichzelf keer op keer moeten bewijzen en vragen aan de ander gesteld zien worden (vaak de man die erbij is).

Een punt dat ook aan bod komt is de ervaring waarop vrouwen elkaar wel of juist niet ondersteunen. In het Nederlands noemen we dat het fenomeen van de ‘krabbenmand’: vrouwen in een bepaalde machtspositie passen zich soms aan de geldende structuren aan en werken dan andere, bijvoorbeeld jongere vrouwen, tegen. Ze trekken de deur dicht. In het boek van feministisch architectuurcollectief Matrix uit de jaren 80 noemen ze dit de Queen Bees.

Ten slotte wil ik ‘moederschap’ nog even apart benoemen, omdat we in de cijfers zien, en uit onze omgeving weten, dat dit voor veel vrouwen een bepalend moment is waarop ze carrierekeuzes maken. De Amerikaanse studie van de AIA bespreekt uitgebreid de ‘Maternal Wall Bias’ en concludeert dat sommige vrouwen de keuze maken te vertrekken omdat ze werk en privé feitelijk niet kunnen combineren, maar dat het vertrek van veel vrouwen ook vooral door de moederschapsdiscriminatie komt. Het gaat ook expliciet over moeders, want uit de studies blijkt dat bij mannen dit vooroordeel veel minder voorkomt, enkel wanneer zij uitgesproken veel zorgtaken opnemen. We kennen de subtiele voorbeelden van wat moederschapsdiscriminatie kan zijn. Een van de architectes die ik per email bevroeg, antwoordde dat ze, toen ze aankondigde zwanger te zijn, vaak grappend de vraag kreeg ‘ga je nu bij AG Vespa werken?’.

Codes & normen

Wie stel jij je voor bij ‘de architect’? Al is het aan het verschuiven, ons beeld wordt vaak nog sterk gevormd door een lange architectuurgeschiedenis die in de sector, en in ons die erin actief zijn, ingebakken zijn. Dat beeld komt vooruit uit de modernistische architectenhelden, en uit wie we in de canon gerepresenteerd zien. Zie de vrijwel allemaal mannelijke winnaars van de Pritzker Prize, iets dat net zo goed geldt voor prijzen of publicaties in België.

Hilde Heynen spreekt in haar essay The Gender of Genius hoe ons beeld van de architect nog vermengd is met de mythe van het individuele genie, die meestal man is. Er is beweging op dat vlak, maar onbewust spelen nog de codes en normen door in onze sector en werkcultuur. Denk aan het beeld van de altijd aanwezige architect die zichzelf volledig kan wijden aan zijn roeping. Daaraan hangt het idee vast van een vak dat je enkel voltijds kan uitoefenen. Als je als jong persoon, zeker vrouw, die sector betreedt, kom je die narratieven tegen, zie je nog vaak die voorbeelden, en krijg je direct de indruk dat het wel moeilijk zal zijn om dit werk met je privéleven te combineren.

Codes en normen werken ook door in kleding, de titel van het boek Black Turtleneck ,Round Glasses verwijst ernaar. Hartmann haalt een onderzoek van een sociologe aan die beschrijft hoe architectuur ook het privéleven binnensijpelt, en de ‘goede smaak’ bepaalt van hoe we ons kleden, hoe we wonen en hoe we onze vrije tijd besteden. Dat is ook een beetje komisch, maar gaat toch ook om wie zich kan thuisvoelen en wie niet, wie erbij hoort en wie niet. We kennen de anekdotes dat er bij beoordeling van stagiaires wordt gesproken over ‘dat ze in hun vakantie nooit architectuur bezoeken’ en daarom minder toegewijd zouden zijn.

Die codes en normen maken we ons eigen in de opleidingen, en dan is het bepalend wie we daar tegenkomen. In het boek van Matrix in de jaren 80 hadden ze het al over een ‘hidden curriculum on how to behave as an architect’. Hartmann merkt op dat we in de architectuuropleidingen met het ontwerponderwijs ‘leren door imiteren’. Kennis wordt overgebracht via persoonlijke kritieken en het delen van ervaringen, en dat is direct verbonden aan degenen die het doceren. Welke codes en normen zijn er zo bij ons allemaal ingebakken? En wie worden er uitgesloten daardoor?

Diversiteit & meerstemmigheid

Prof. Lara Schrijver schrijft in haar essay Architectuur, design en mode als venster op dekolonisatie over hoe bepaalde waarden in de architectuur worden voortgezet, en ook vaak gelegitimeerd worden als ‘kwaliteitsbewaking’. Wie bepaalt wat kwaliteit is? En zijn er andere perspectieven mogelijk? Ze benoemt ook expliciet dat de roep om rekening te houden met vrouwen ineens een oproep is om ook de andere groepen mee te nemen en de volledige diversiteit van de samenleving te omarmen.

Ook Matrix schreef in de jaren 80 al over het meenemen van de verschillende perspectieve en ervaringen die mensen hebben. En over het loslaten van het idee van een ‘norm’, een ‘universele mens’, omdat we daarmee veel mensen buitensluiten.

Knack publiceerde enkele jaren geleden een artikel over de diversiteit van de Belgische architectuursector, en gaf ook een platform aan acht architecten met migratieroots. Ze kwamen tot de conclusie dat het aantal architecten met een biculturele achtergrond zeer laag ligt. Bij de architectuuropleidingen weerspiegelt het percentage ook niet de samenstelling van onze maatschappij.

Het is belangrijk dat we de kruispunten meenemen van gronden waarop mensen vooroordelen en uitsluiting, kunnen ervaren. Omdat we, als we enkel focussen op gender, nog steeds een heel eenzijdig beeld krijgen. De Amerikaanse bevraging van AIA verzamelde ook gegevens rond ervaringen van mensen van kleur in de sector, en daar zie je dat ervaringen sterk kunnen verschillen per groep.

Zo zijn er ook perspectieven van onder meer mensen met een beperking of queer mensen, die een andere ervaring kunnen meenemen die onze praktijk kan versterken. Al gaat het niet alleen om de meerwaarde voor de sector, maar ook simpelweg om gelijke kansen. Hoe maken we plaats voor meer diverse perspectieven in de architectuurpraktijk, niet alleen via participatie, maar ook bij wie de pen vasthoudt? Hoe draagt een meer inclusieve sector bij aan een betere ontwerppraktijk?

.

Evelien Pieters, 2 maart 2023

Een verslag van de gesprekken die we hierna voerden, vind je (binnenkort) via deze link.

Vorige
Vorige

Verslag startevent PAF community op 2 maart

Volgende
Volgende

Wat gaan we doen?