Verslag startevent PAF community op 2 maart

Op donderdag 2 maart gingen we van start met PAF. Een geweldige groep ging in gesprek over (gender)gelijkwaardigheid in de architectuurpraktijk. We spraken over de drempels die we tegenkomen, over de vele voorbeelden van waar het wel goed gaat, over welzijn op het werk, over de opleiding, over de strijd tegen seksisme op de werkvloer, over de geldende codes en normen in het architectenvak, over bescheidenheid en haantjesgedrag, over hoe we nog vele stemmen en perspectieven niet horen, en over herkenbare, pijnlijke maar ook grappige situaties. Na een prikkelende inleiding (die lees je hier) gingen de aanwezigen in kleine groepen in gesprek rond vier thema’s.

Tekst: Tom Schoonjans en Evelien Pieters
Foto’s: Tatjana Huong Henderieckx
Scans: kaartjes tijdens de avond ingevuld door de gespreksdeelnemers

Rivaliteit en een competitieve werkcultuur

In de architectuursector concurreren we met elkaar. Niet enkel om aan opdrachten te komen, maar ook met prijzen voor de beste architect of het beste gebouw, met het ijveren voor publicaties in de vakmedia, en door het houden van lezingen en debatten. Dat is een werkcultuur die we ons al tijdens onze opleiding eigen maken.

De deelnemers vertelden over hun persoonlijke ervaringen en inzichten:

“De júry-cultuur in de opleiding, werkt de competitiecultuur in de hand. Toen ik studeerde werden studenten de grond in geboord. Je moest een ‘olifantenvel’ kweken door je project met hand en tand te verdedigen, in plaats van een educatieve conversatie over architectuur te kunnen hebben. Je moest je constant bewijzen.” “Een ‘arrogante’, defensieve houding wordt aangemoedigd, zowel in de praktijk als in de opleiding.”

“Rivaliteit en competitiviteit zijn bij uitstek een onderwerp dat op breder maatschappelijk vlak speelt. Rivaliteit is ene maatschappijbeeld.”

“Het creatieve luik maakt het beroep persoonlijker, rivaliteit sluipt er zo automatisch sneller in.”

“De competitie leidt tot een ‘survival of the fittest’ op de werkvloer en maakt de work-life balans onmogelijk. Dit zie ik als een belangrijke oorzaak voor uitval.”

“Ik voel het als een constante afweging ‘ben ik toegewijd en gepassioneerd genoeg om dit een volledige carrière vol te houden?’ Er wordt ook gefilterd op drive en op de ‘offers’ die een gezonde work-life balans onmogelijk maken.”

“Het podium lonkt; zichtbaarheid naar de buitenwereld krijgt soms prioriteit over kwaliteit. Het belet een algemene cultuur van generositeit.” “Het gaat veel over ego’s.”

“Er schort ook nog veel aan het opdrachtgeverschap. Architecten worden vaak geselecteerd op een soort ‘buikgevoel’, wat in veel gevallen leidt tot de keuze voor de ‘competente man’.” “Ook worden opdrachten vaak gebrekkig omkaderd en is het eisenpakket te uitgebreid. Dat biedt een slechte context voor gezond en afgebakend werk.”

We spreken ook over goede voorbeelden. Waar willen we meer van en wat zou er moeten veranderen?

“We zouden willen veranderen naar minder onzeker werk door financieel gezondere bureaus. We zouden de oefening moeten maken: wat kost het om iedereen als bediende te laten werken? Wie betaalt de kost vandaag? We hebben meer data nodig!”

“Er is in de opleiding verandering voelbaar, maar er is nog een weg te gaan.”

“Veel gaat om geld. We hebben nood aan hogere lonen en een lagere werklast.” “En aan correcte wedstijdvergoedingen.”

“We zouden baat hebben bij een omgeving die uitnodigt tot creativiteit, waarbij er minder angst is voor beoordeling. Meer openheid, ‘loving kindness’ en luisteren.”

Normen en codes

Wie stel jij je voor bij ‘de architect’? Al is het aan het verschuiven, ons beeld wordt vaak nog sterk gevormd door een lange architectuurgeschiedenis die in de sector, en in ons die erin actief zijn, ingebakken zijn. Dat beeld komt vooruit uit de modernistische architectenhelden, en uit wie we in de canon gerepresenteerd zien.

“Architectuur wordt gezien als roeping, meer dan als beroep. Ik werd er op mijn stageplek op veroordeeld dat ik niet genoeg ‘honger’ zou hebben.”

“Ik werd op mijn werkplek gevraagd welke architectuurprojecten ik in mijn vakantie bezocht had. Dat voelde echt als een beoordeling.”

“In de opleiding leren we ons aan te passen naar de heersende normen en cultuur.”

“Tot op zekere hoogte word je beoordeeld op basis van je referentiekader; vaak gaat het om het verwijzen naar de juiste referenties, en jezelf positioneren ten opzichte van de canon.”

“Wat is ‘kwaliteit’? En wie bepaalt dat?”

“Ik herken het verhaal over esthetische normen, het moeten etaleren van een ‘goede smaak’ in je levensstijl, bijvoorbeeld via kleren, interesses, enzovoort.” “Veel van die normen en codering werpen een extra hoge barrière voor mensen uit andere culturen en klassen.”

“Ik zie om me heen dat architecten tijdens de opleiding en eerste jaren nog mee kunnen in de werkcultuur (over grenzen gaan, deadlines, weekenden en nachten doorwerken), maar dat ze later des te harder crashen.”

Wat zijn goede voorbeelden? Waar willen we meer van en wat zou er moeten veranderen?

“Ik vind het goed te zien dat jongere generaties al meer opkomen voor hun eigen identiteit en ideeën.” “Er is stilaan ook meer aandacht voor welzijn, en het aangeven van grenzen. Ook dat zie ik vooral bij een  jongere generatie.”

“Het ontwerp moeten we meer gaan zien als een teamprestatie, en de pluimen ervoor moeten we ook als dusdanig geven.”

“Wat er beter kan? De people-management skills in bureaus.”

Seksisme en discriminatie

Seksisme zijn vooroordelen, overtuigingen en stereotypen over mannen en vrouwen. Voorbeelden in onze sector zijn opmerkingen en grappen, het aanspreken als kind of moederschapsdiscriminatie. Uit een bevraging van de UGent uit 2018 blijkt dat heel wat vrouwelijke architecten seksisme op de werkvloer meemaken.

“Ik zie nog steeds dat vrouwen gezien worden in een ondersteunende of een meer administratieve rol, en niet erkend worden voor creatieve, probleemoplossende vaardigheden.” “En de senior profielen blijven nog vaak mannen.”

“Bij publieke opdrachtgevers zijn de teams vaak overwegend vrouwelijk, maar zie je toch nog veel mannelijke leidinggevenden en besluitorganen.” “En wat te denken van de Vlaams Bouwmeester en de stadsbouwmeesters?”

“Ook in de opleiding zijn er nog steeds hoofdzakelijk mannelijke proffen.” “Ik heb tijdens mijn opleiding soms wel het gevoel gehad dat ik als vrouwelijke student minder serieus werd genomen.”

“Als vrouw moet je je meer verantwoorden en word je expertise sneller in twijfel getrokken. Dat wordt van vaak verscholen achter mopjes. De mannelijke collega wordt verondersteld meer ervaring te hebben.”

“Grensoverschrijdend gedrag en seksistische opmerkingen worden nog te vaak weggewuifd door mannelijke medewerkers. Ze nemen het niet voor je op.” “Ik merk vaak dat er dan mopjes gemaakt worden.” “En ze nemen ook je ervaring niet serieus als je er iets van zegt.”

“Ik heb seksisme in mijn organisatie aangekaart maar werd eerst helemaal niet serieus genomen. Ze wisten niet hoe ze ermee moesten omgaan.” “Dat gebeurt vaak: het benoemen van het probleem, wordt gemaakt tot het probleem. Het werpt een barrière op om je uit te spreken.”

“Ik zie ook dat veel delen van de problematiek, zoals vooroordelen en taalgebruik, zijn geïnternaliseerd door vrouwen zelf. Ze labelen het niet als seksisme, omdat ze het ‘normaal’ vinden. Of ze maken zelf ook seksistische aannames of opmerkingen.”

“Toen ik zwanger was werd me meerdere keren gevraagd of ik nu van baan ging veranderen.”

“De werfvergadering is vaak een hotspot van seksistische ervaringen.”

Wat zijn goede voorbeelden? Waar willen we meer van en wat zou er moeten veranderen?

“Er zou meer zichtbaar moederschap mogen zijn in onze sector!”

“Er is nood aan bewustwording van hetgeen onder de radar gebeurt, van hetgeen ook door vrouwen geïnternaliseerd is. Door hardnekkige patronen te benoemen en ook alternatieven te bieden.”


Diversiteit en meerstemmigheid

Prof. Lara Schrijver schrijft in haar essay Architectuur, design en mode als venster op dekolonisatie over hoe bepaalde waarden in de architectuur worden voortgezet, en ook vaak gelegitimeerd worden als ‘kwaliteitsbewaking’. Wie bepaalt wat kwaliteit is? En zijn er andere perspectieven mogelijk? Ze benoemt ook expliciet dat de roep om rekening te houden met vrouwen ineens een oproep is om ook de andere groepen mee te nemen en de volledige diversiteit van de samenleving te omarmen.

“We hebben te weinig niet-witte, niet-mannelijke rolmodellen in de architectuursector. Zowel bij zaakvoerders, docenten, maar ook bouwmeesters.”

“Ik zie veel gebrek aan besef van de eigen vooronderstellingen van waaruit wordt ontworpen. Architecten denken nog vaak te ontwerpen voor een neutrale norm, maar vergeten welke blinde vlekken ze zelf hebben.”

“Veel van deze problemen zijn van een bredere maatschappelijke aard, maar worden versterkt in de overwegend mannelijke architectuur- en bouwsector.

“We zouden moeten nadenken over quota. Ze zouden zeker kunnen werken bij bijvoorbeeld tijdschriften, prijzen, wedstrijden en universiteiten.” “Ik hoor veel verzet tegen quota omdat het ‘kunstmatig’, ‘geforceerd’ en ‘hokjesdenken’ zou zijn.”

“De taal die architecten spreken - onderling, op de opleiding, naar de buitenwereld toe – werpt vaak een rookgordijn op.” “Binnen de opleidingen kan het een obstakel zijn voor diversiteit, feedback wordt vaak niet begrepen.”

“Ik zie een discrepantie tussen de ambities rond inclusiviteit van de culturele kant van de sector, in publicaties, culturele programma’s, opdrachtomschrijvingen en maatschappelijke ambities, en binnen de sector zelf.” “De huidige dominante groep laat zich ook merken in een soms weigerachtige houding ten op zichte van participatieprocessen bijvoorbeeld.”

“Ik pleit voor het betrekken van diverse groepen in het ontwerpproces, maar wordt dan vaak weggezet als ‘de feminist’ of ‘de socioloog’.”

Wat zijn goede voorbeelden? Waar willen we meer van en wat zou er moeten veranderen?

“De studentenpopulatie in het begin van de architectuuropleidingen wordt zichtbaar diverser.”

“Veel bureaus beschikken al over een brede blik op ruimtelijke opgaven en maatschappelijke vraagstukken. Dat zie ik als sterke basis voor verdere vooruitgang binnen sector.’”

“Het vertegenwoordigen van diverse groepen in het ontwerp zou de normale gang van zaken moeten zijn, de mensen waarvoor we ontwerpen moeten mee aan tafel.”

“We hebben nog veel te leren over hoe we een organisatie of publiek kunnen diversifiëren.”

“We moeten ruimten maken voor verschillende ‘temperamenten’ aan de tafel; niet enkel ruimte voor degenen die ze luidkeels opeist.”

“Er is nood aan een intersectionele blik. Het opnemen van een meer faciliterende rol voor zij met privilege (dus ook witte vrouwen) zodat ze niet in dezelfde positie belanden als witte mannen.”

Conclusies

In het algemeen wordt er wild gedroomd over een ander soort werk- en ontwerpcultuur. Inclusiviteit heeft een grote impact op het ontwerpproces. Er is vraag naar gelijkwaardigheid in plaats van competitiviteit aan tafel, naar delen in plaats van beschermen van kennis, naar een divers team dat makkelijker contact legt met diverse gebruikers, naar een gedeeld auteurschap, naar het leren en betrekken van verschillende disciplines, enzoverder.

Tijdens de gesprekken wordt duidelijk dat veel mechanismen elke dag onbewust bevestigd worden. Het delen van verhalen helpt de bewustwording dat het niet gaat om individuele ervaringen, maar dat de mechanismen in de hele sector aanwezig zijn. Zeker ook het delen van ervaringen tussen verschillende generaties aan tafel, brengt bij veel vrouwen het inzicht dat ze niet alleen staan en dat ook alternatieve ervaringen en manieren van het inrichten van de werkpraktijk mogelijk zijn.

Na afloop van de avond blikken enkele deelnemers terug:

“Ik vind het moeilijk als stagiair-architect en begon er al aan te twijfelen of architect zijn wel iets voor mij is. Maar door het gesprek met enkele ervaren architectes denk ik nu dat ik gewoon mijn eigen bureau moet starten.”

“Er waren veel zaken waar ik niet van dacht er mee in aanraking te zijn gekomen in het verleden, maar na de sessie bleek dit toch zo te zijn. Alles is zo verweven en wordt als normaal beschouwd dat je er zelf niet bij stilstaat.”

“Ik heb de afgelopen weken nog meerdere keren teruggedacht aan de gesprekken. Ik heb besloten een opleiding bedrijfsvoering te gaan volgen, om het in mijn bureau anders te gaan doen.”

“Top initiatief, heel inspirerende gesprekken, fantastisch om zoveel gedreven vrouwen (en leergierige mannen) samen te brengen. Inleiding en omkadering was zeer vlot, grappig maar to the point en confronterend. Top ervaring, I want more!”

“Een kleine anekdote: in een gesprek haalde ik Zaha Hadid aan in de context van de rol van de architect en hoe die veel breder is dan het ontwerpgenie zoals dat vanuit de opleiding naar voren gebracht wordt. Dixit mezelf: 'we zijn niet allemaal Zaha Hadid'.. een opmerking die op proestend lachen onthaald werd 'gelukkig niet nee'.. en dit na een gesprek over beklemmende referentiekaders, kortzichtigheid, en de subjectiviteit van kwalitatief ontwerpen van docenten en andere juryleden en over hoe je aan een bepaald beeld moet voldoen om als volwaardig architect bekeken te worden. Los van onze mening over haar esthetiek, zouden wij als vrouwen in deze context toch de waarde moeten inzien van iemand als Zaha Hadid en op respectvolle manier over de persoon kunnen spreken. Ik stelde me de vraag op het einde van de avond, in hoeverre zijn we zelf kritisch genoeg en bereid genoeg om verandering te brengen?”

“Ik droom ervan dat we opnieuw de nadruk leggen op de maatschappelijke relevantie van de architectuursector zelf. Dat we de sector herinrichten in functie van haar maatschappelijk doel en komaf maken met de competitiviteit, precariteit en andere structuren die haar slagkracht beletten.” 

Vorige
Vorige

Verslag PAF Boekenclub ‘Making Space’ op 15 maart

Volgende
Volgende

Wat zit er achter de leaky pipeline? - inleiding startevent