9 gedachten die ik meeneem uit 4 maanden PAF

Begin maart startten we met PAF – platform voor architectuur & feminisme. Het uitgangspunt is het feit dat de architectuursector in België nog steeds geen (gender)gelijkwaardigheid kent. PAF bouwt aan een community waarin vrouwen, en iedereen die zich betrokken voelt, hun ervaringen over de architectuurpraktijk kunnen delen, de achterliggende structuren onderzoeken en dromen over een meer inclusieve sector. Inmiddels organiseerden we zeven bijeenkomsten, van gespreksavonden tot boekenclubs, een uitstap en een spellenavond. Ik blik terug en neem alvast negen gedachten mee.

Tekst: Evelien Pieters
Foto’s: Tatjana Huong Henderieckx

1.     Van individuele keuzes naar collectief bewustzijn

Door het delen van ervaringen en kennis het inzicht vergroten dat we voor een collectief probleem staan, in plaats van de uitstroom van vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen als individuele beslissingen af te doen – dat was steeds al het uitgangspunt van dit project. De gesprekken in deze eerste maanden bevestigden hoe waardevol het is voor mensen om te horen dat ze niet de enige zijn met bepaalde vragen en ervaringen. De cijfers tonen dat het gaat over een collectieve ervaring. Het Londens feministisch collectief Matrix streefde al naar een ‘feminist consciousness’, de feministische bewustwording die onder meer inhoudt dat niet het individu maar de maatschappij (in dit geval de sector) verantwoordelijk is voor de uitsluitingsmechanismen. Dat houdt ook in dat we er niet per se zijn, als we een groter aantal vrouwen op bepalende posities krijgen, wanneer we niet wezenlijk iets aan het systeem veranderen.

2.     Oplossen of bevragen

De vraag valt vaak: ‘gaan jullie ook met concrete actiepunten komen?’ Er is een grote vraag naar hapklare oplossingen en checklists op het gebied van gender en diversiteit. Aan die vraag voldoen houdt een groot risico in om de thema’s plat te slaan, en bij de ontvanger de noodzaak om zelf na te denken weg te nemen. Tijdens de boekenclub merkte iemand op dat we dat zien bij ontwerpen voor mensen met een beperking of bij duurzaamheid. De ‘oplossing’ moeten we eerder zoeken in het problematiseren en het bevragen van de status quo. Dat is niet eenvoudig, want de architect wordt juist opgeleid als probleemoplosser, terwijl hier juist een rol gewenst is als kritisch bevrager van de sociale en politieke context.

3.     Focus op proces en samenwerking

Op zoek naar de vraag wat een feministische – gelijkwaardige en inclusieve – architectuurpraktijk kan zijn, lag in de verschillende lezingen en gesprekken de nadruk veelal op de processen en manieren van samenwerken. Hoe kunnen die genereuzer vormgegeven worden? Wie krijgt er een stem? Hoe gaan we om met machtsonevenwichten daarin? Matrix gaf al in de jaren 80 vorm aan een feministische architectuurpraktijk door vorm te geven aan vernieuwende participatieve processen.

4.     Bevragen van de norm

“It is a historical accident that we have certain ways of doing things” zei Jos Boys, een van de founding members van Matrix, tijdens de gespreksavond. Maar we blijven een bepaalde manier van werken steeds opnieuw doceren en reproduceren in de praktijk, waardoor deze vanzelfsprekend lijkt. De oproep van Jos Boys was om de normen te bevragen in processen en in onze ontwerpen. Dat zou je ook kunnen vertalen als weg met de Modular Man en het idee van neutraliteit in ontwerp, maar ‘putting the margin in the center’.

5.     Sturende architectuurcanon

In de opleiding en ontwerppraktijk zien we een architectuurcanon aan referenties die steeds herhaald worden. In het boek Black Turtleneck, Round Glasses wordt het concept ‘White Men as an institution’ van feministisch denker Sara Ahmed aangehaald. Het concept beschrijft hoe in een academische context, een zichzelf versterkende cyclus van citeren naar dezelfde bronnen moeilijk te doorbreken is. Daarbij zijn die bronnen veelal van witte mannelijke academici. Karin Hartmann projecteert het concept op hoe we in de architectuur omgaan met referenties. Ook daarin zien we een vergelijkbaar, moeilijk te doorbreken mechanisme van referenties die steeds terugkomen. Het bepaalt wat we in de sector zien als ‘goede architectuur’. Waar zijn de architectuurreferenties van minder gehoorde stemmen? Van vrouwen en van architectuur buiten Europa en de VS bijvoorbeeld?

6.     De leaky pipeline start in opleiding

De architectuuropleiding kwam steeds opnieuw ter sprake in alle gesprekken die we tot nu toe voerden. Door veel mensen, van student tot al langer afgestudeerd, werd de opleiding ervaren als een plek waar de veeleisende werkcultuur tot de norm wordt gemaakt. Matrix sprak al over ‘a hidden curriculum of how to behave as an architect’. In veel Belgische architectuuropleidingen is het aantal vrouwelijke docenten nog steeds laag en blijft de lesstof zich veelal beperken tot architectuur ontworpen door mannen uit Europa of de VS. Al zien we gelukkig ook hoe hier steeds meer aan wordt gewerkt.

7.     Nood aan cijfers en onderzoek

Ik haal vaak een onderzoek naar seksisme in de architectuursector aan van de UGent. Dat toont ontluisterende resultaten, maar komt alweer uit 2018. Ook gaat het niet in op meer subtiele vormen van seksisme, discriminatie en vooroordelen. Zoals bijvoorbeeld een recent onderzoek van the American Institute of Architects wel doet. Dergelijke onderzoeken hebben we hier ook nodig. Maar ook al veel meer precieze cijfers over de genderverdeling in het architectenberoep en de evolutie van die cijfers, net als grondig onderzoek naar de redenen waarom mensen de keuze maken het vak te verlaten. En we weten nog amper iets over minder gehoorde stemmen in de sector zoals mensen met een migratieachtergrond, mensen van kleur, mensen met een beperking, … Cijfers over diversiteit en inclusie, maar ook persoonlijke ervaringen. Op duidelijke data kunnen we meer gericht beleid ontwikkelen en het is belangrijk voor het collectieve bewustzijn in de sector.

8.     Bouwen aan een community

Uit de respons op de activiteiten die we organiseerden, blijkt de vraag naar een laagdrempelige plek om ervaringen te delen en gelijkgestemden te ontmoeten. In het bijzonder jonge vrouwen in de sector herkennen de thema’s en zijn vragende partij naar een plek om op een fijne en veilige manier deze gesprekken te voeren. Maar uit de bijeenkomsten bleek zeker ook de kracht van het intergenerationeel gesprek. Het delen van ervaringen en ideeën tussen generaties levert waardevolle inzichten op aan beide kanten. Het is ontzettend fijn om terug te horen hoe mensen daardoor al door één avond tot andere inzichten zijn gekomen.

9.     Versterken van goede verhalen en initiatieven

De eerste maanden van PAF boden ook de gelegenheid om nog meer goede verhalen en initiatieven op het spoor te komen. Er zijn vrouwen die het zelf gaan doen, die een praktijk uitbouwen op hun alternatieve manier, bijvoorbeeld met veel aandacht voor welzijn op de werkvloer. Of architecten die bewust en scherp kiezen voor bepaalde thema’s en manieren van samenwerken. En gelukkig zijn er ook een aantal goede voorbeelden en initiatieven rond gender en diversiteit in de architectuur, die bijvoorbeeld ontbrekende stemmen zichtbaar maken en het debat aanzwengelen. PAF hoopt daar ook een steentje aan bij te dragen. Mijn hoop is dat al die goede ervaringen en initiatieven elkaar nog meer kunnen versterken en leren van elkaar.  

Het komende najaar zetten we PAF voort met een tweede seizoen aan bijeenkomsten. Ik hoop dat we daar samen ook die positieve verhalen zullen blijven delen. En tegelijkertijd scherp en kritisch blijven bevragen en benoemen wat er niet goed gaat. Vrij naar Sara Ahmed: be the feminist (kill)joy!

 

Vorige
Vorige

Verslag: normen in vraag stellen - in gesprek met Juliane Greb en Aslı Çiçek

Volgende
Volgende

Verslag Zomerdrink en spel ‘Art & My Career’